1. De toss bepaalt wie mag beginnen
2. Elk team krijgt 6 boules (een team kan bestaan uit 1 speler (tête a tête, hierin speelt het team met 3 boules i.p.v. 6); uit 2 spelers(doubletten) of 3 spelers (tripletten)
3. Het team dat de toss wint werpt het but (kleine balletje) uit tussen de 6 en de 10 meter op minstens 1 meter van elk obstakel.
4. Het team (A) dat het but heeft geworpen, gooit als eerste een boule, zo dicht mogelijk bij het but.
5. Dan is de tegenstander (team B) aan de beurt. Team B probeert haar eerste boule dichter bij het but te plaatsen(pointeren) t.o.v. van de boule van team A of de boule van team A weg te stoten(schieten of tireren) om daarmee ruimte te creëren of zelfs daarmee op punt te komen. Tevens is er nog de mogelijkheid om het but te verplaatsen zodat er een gunstigere ligging ontstaat.
6. Zolang de positie van de boule van team B t.o.v. van de boule van team A niet verbetert, blijft team B aan de beurt. Indien team B wel een betere boule werpt dan is team A weer aan de beurt.
7. Aan het eind van een werpronde (mêne) indien alle boules zijn gespeeld levert elke boule die dichter bij het but liggen t.o.v. de beste boule van de tegenstander een punt op. In een werpronde kunnen er max. 6 punten worden gescoord. (bij 1 tegen 1 = dit 3 punten)
8. Het team wat punten krijgt begint de volgende werpronde.
9. Het team dat als eerste 13 punten behaalt, is de WINNAAR!